Survival of the Fittest
Deze column verscheen eerder in Saar Magazine.
Survival of the fittest. Daar moet ik heden ten dage vaak aan denken, nu wij onze intrek hebben genomen in de oude timmermansschuur die aan ons huis vast zit. Survival of the fittest wordt vaak ten onrechte toegeschreven aan Charles Darwin, maar het is eigenlijk een door de filosoof Herbert Spencer bedachte aanduiding voor de natuurlijke selectie die binnen een populatie optreedt door het overleven van de best aangepaste. Herbert Spencer bedacht de term na het lezen van Darwins On the Origin of Species.
De term Survival of the fittest moet je ook niet verwarren met ‘alleen de sterken overleven’, zoals ik vroeger, op vermoeide en donkere momenten, nog weleens placht te denken als mijn kinderen niet wilden opschieten op straat. Je hoeft niet de sterkste te zijn om te overwinnen, het gaat om de capaciteiten (intelligentie, veerkracht, souplesse) die je hebt om met veranderingen en uitdagingen van je omgeving om te gaan. Je aan te passen. Dát zijn de organismen die een betere overlevingskans hebben én – en daar draait het tenslotte om in de biologie – een grotere voortplantingskans.
Welnu. Het valt niet mee hier in de schuur. Het is koud, zo half april, en de schuur is nog niet geïsoleerd. Er liggen stoeptegels op de grond en alhoewel wij die hebben gedrapeerd met kleden stijgt de vrieskou van de nacht er nog urenlang uit op. Eigenlijk hadden we hier ook nog geen toilet en douche, maar je bent met een bouwvakkert getrouwd of niet, die kwamen er al snel. De pot is er een uit la belle époque, door vrienden gekocht bij Piet Jonker, oude bouwmaterialen in Baambrugge, voor ons huwelijk een jaar geleden. Er zit nog geen stortbak aan, er staat een emmer water naast. Ook is er een heerlijke houtkachel die grote houtblokken vréét en af en toe een tandenstoker uitspuwt, en dat is genoeglijk. Dat ik na vier dagen ‘genoeglijk’ kan zeggen, leert mij dat ik tot de fittest behoor.
‘Twee jaar geleden kochten wij een monumentaal bouwproject in Zaandam. We hadden alleen geen rekening gehouden met de stroperigheid van het Zaanse vergunningenstelsel.’
We moesten ook wel opschuiven. Twee jaar geleden kochten wij dit monumentale bouwproject in Zaandam, samen met een vriend van ons, een ingenieur die ook meteen verliefd was op deze vijf oude Zaanse huisjes waarvan de oudste uit 1640 stamt. En hij zag de potentie, want als wij in het middengedeelte gingen wonen, konden we de flanken verhuren. Het waren de flanken die op instorten stonden, maar die zouden we verbouwen tot twee paleisjes. Die uit 1640 zouden we als museumwoning ver-Airbnb-en. Die andere werd een luxe vergaderplaats met guestrooms en later zou hij daar zelf intrekken en creëren wij ons eigen gezellige knarrenhof. Maar goed, dat was ruim twee jaar geleden. We hadden de stroperigheid van het Zaanse vergunningen- en monumentenstelsel onderschat, en ondertussen bleven de bouwprijzen maar stijgen. We zijn bezig met het nieuwe huis, maar de verbouwing is twee keer zo duur als begroot.
Kortom: het geld is op. Hoes en ik hebben allebei nog 0 euro op de rekening, dus pakten we wat kleren in en zetten ons huis op Airbnb. Als een warm broodje gaat hij over de toonbank, tussendoor teruggaan heeft geen zin, dus voorlopig kamperen we hier in de schuur. Er is inmiddels een kookplaatje, afwassen doe ik in een teiltje water dat wordt opgewarmd door de kachel en als er een wissel is in de gasten, was ik snel alle kleren. Ondertussen hoop ik vurig op mooier weer! Want godsamme zeg, die kou blijft afzien.